Klaas Pieter Hart
April, 2000
In ???? daagde Johan Bernoulli de geleerden op de hele wereld uit het volgende probleem op te lossen: gegeven twee punten aan de muur de kromme te vinden waarlangs een wrijvingsloos object zo snel mogelijk van het ene naar het andere zou glijden -- hij noemde die kromme de brachistochroon, van brachos (kort) en chronos (tijd).
Toen hij een tijdje later de oplossing publiceerde schreef hij, nadat hij eerst had opgeschept hoe slim hij wel niet was geweest: Geachte lezer, U zult stomverbaasd zijn te leren dat deze kromme, de brachistochroon, niets anders is dan de tautochroon van Huygens!
Wat was er aan de hand? Een aantal jaren eerder, in ????, had Christiaan Huygens onderzocht hoe je een slingeruurwerk regelmatig kon laten lopen. In tegenstelling tot wat je misschien zou denken is bij een gewone slinger -- een gewicht aan een touwtje dat aan een vast punt hangt -- de slingertijd afhankelijk van de uitwijking. Bij grotere uitwijking wordt de slingertijd ook groter en dat is niet zo handig als je een slingeruurwerk wilt maken: je kunt er niet zeker van zijn dat je de slinger altijd dezelfde uitwijking geeft. Huygens ontdekte dat als je het gewicht van een slinger niet langs een cirkel maar langs een cycloïde kon leiden je je de slingertijd onafhankelijk van de uitwijking werd. Hierom heet de cycloïde ook wel de tautochroon, van tautos (gelijk) en chronos (tijd).
Die cycloïde (wielkromme) was een in die tijd al bekende kromme, je
krijgt hem door een cirkel (zonder slippen) over een lijn te laten rollen en
dan de baan van één punt te volgen.
Johann Bernoulli was niet de enige die zijn probleem oploste, vele anderen, onder wie zijn broer Jakob en Isaac Newton slaagden er in de brachistochroon te beschrijven.