Van Euler wordt gezegd dat hij rekende zoals anderen ademhaalden.
Door al dat werk kwam hij verbanden op het spoor die anderen niet zagen.
Zo vond hij voor ook een kettingbreuk, niet rechtstreeks maar via de
breuk
.
Hij begon met de benadering
en werkte die om tot
Daarna voerde hij de delingen als boven uit voor het quotiënt
:
Het uitwerken van zo'n (partiële) kettingbreuk lijkt een heel karwei.
In de bovengevonden breuk moeten we beneden beginnen met
, dan
,
dan
, enzovoort.
Dat is een heel gedoe en je moet voor iedere volgende breuk weer helemaal
opnieuw beginnen.
Gelukkig bestaat er een relatie tussen de tellers en de noemers van
de opeenvolgende breuken.
De eerste breuk is (niet vereenvoudigen), de volgende is
,
de derde is
.
Let nu op: er geldt
en
;
de volgende breuk is
, waarbij geldt
en
.
De volgende in de rij is
Opgave:
Om breuken voor te krijgen moet je de breuken voor
met
vermenigvuldigen en dan bij het resultaat
optellen.
Ga na dat je hetzelfde resultaat krijgt als je met de breuken
en
begint en vervolgens weer formule
gebruikt.