Eerder in het boek had Euler de formule voor ,
die Newton ook al had ontdekt,
op een geheel andere manier gemaakt.
Hij deed dat op de manier van die tijd, door de
met oneindig kleine
stapjes te laten variëren.
Het idee daarbij was dat bij zo'n oneindig kleine verandering
de raaklijn aan de grafiek niet te onderscheiden is van de grafiek zelf.
De helling van die raaklijn was dan de waarde van de afgeleide;
we vinden dit nog terug in de
-notatie voor de afgeleide.
Met Euler nemen we een getal , groter dan
, en de bijbehorende functie
.
We blijven in de buurt van
en vullen een `oneindig klein getal'
in en krijgen dan
, waarbij
de helling van de raaklijn
aan de grafiek in het punt
is.
Euler ging vervolgens machtsverheffen:
uit
volgt
voor elke
.
Als je de rechterkant uitvermenigvuldigt komt er